Je hoort zo twee blaasinstrumenten: de bugel en de trompet.
Welk instrument klinkt warm en zacht?
Welk instrument klinkt fel en helder?
Luisterfragment
Ontdekken
Je ziet hier een bugel en een trompet.
Wat valt op aan de vorm?
Welke is groter?
Denk je dat dat invloed heeft op het geluid?
Ontdekken
Wij zijn nog druk aan het componeren aan deze digitale les.
Muziektaal
Wij zijn nog druk aan het componeren aan deze digitale les.
Bewegen
Wij zijn nog druk aan het componeren aan deze digitale les.
Bugel (in de maak)
Werkvorm 1: Luisteren
Beschrijving
Vertel: “Jullie gaan zo twee blaasinstrumenten horen: de bugel en de trompet. Ze lijken op elkaar, maar klinken nét een beetje anders!”
Welk instrument klinkt warm en zacht?
Welk instrument klinkt fel en helder?Geef een luisterfocus mee voordat je het fragment start:
Laat het fragment horen met afwisselend de bugel (geluid 1) en de trompet (geluid 2). De leerlingen luisteren goed en proberen te raden welk geluid bij welk instrument hoort.
Bespreek daarna samen:
Wat hoor je?
Welk geluid hoort bij welk instrument?
Welk instrument klinkt warmer?
Welk instrument klinkt feller?
Wat vind jij mooier?
Werkvorm 2: Ontdekken
Beschrijving
Koppel de geluiden aan plaatjes van een bugel en een trompet (of de echte instrumenten als dat kan).
Vraag:
Wat valt op aan de vorm?
Welke is groter?
Denk je dat dat invloed heeft op het geluid?
Sluit af met een korte uitleg over het verschil:
De bugel is iets groter dan de trompet en heeft een wijde, ronde buis. Daardoor klinkt hij warmer en zachter. De trompet heeft een smallere buis en klinkt daardoor helderder en feller.
Werkvorm 3: Ontdekken
Wij zijn nog druk aan het componeren aan deze digitale les.
Werkvorm 4: Muziektaal
Wij zijn nog druk aan het componeren aan deze digitale les.
Werkvorm 5: Bewegen
Wij zijn nog druk aan het componeren aan deze digitale les.